‘Duurzaamheidsinformatie snel belangrijk deel jaarverslaggeving’

Interview
PwC's ESG-experts Joukje Janssen en Hugo van den Ende over de CSRD

Met de invoering van de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) moeten ondernemingen in het jaarverslag gaan rapporteren over duurzaamheid. Joukje Janssen en Hugo van den Ende, ESG-experts bij PwC, over de eisen die dat stelt aan accountants, bestuurders en toezichthouders. ‘Een belangrijke succesfactor bij de implementatie: begin met de dubbele materialiteitsanalyse. Pas daarna weet je wat de knoppen zijn waaraan je moet draaien om duurzamer te worden.’

Binnenkort worden omvangrijke duurzaamheidsvereisten een vast onderdeel van de jaarverslaggeving. Over boekjaar 2024 wordt de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) voor het eerst van kracht voor de grootste ondernemingen, die nu al onder het Besluit bekendmaking niet-financiële informatie, ofwel de NFRD, vallen. Vanaf 2025 geldt de CSRD voor alle grote ondernemingen. Uiteindelijk zullen zo’n 50.000 Europese ondernemingen volgens deze regelgeving moeten gaan rapporteren over duurzaamheid.

Inge Oudhuis, hoofdredacteur en specialiste financiële verslaggeving, en Femke Helgers, verantwoordelijk voor ESG-strategie-executie bij ondernemingen, gingen namens Accountancy Insights in gesprek met PwC’s ESG-experts Joukje Janssen en Hugo van den Ende over wat de CSRD vraagt van ondernemingen en van accountants. ‘De controle van niet-financiële informatie is geen niche-onderwerp meer, het zal een vast onderdeel van het werk van controleteams worden.’

Wat is de essentie van de CSRD en wat maakt deze regelgeving zo belangrijk?

Joukje Janssen: ‘De CSRD is een Europese richtlijn voor de rapportage van niet-financiële informatie in de breedste zin van het woord. De reikwijdte ervan gaat echter veel verder dan alleen reporting. De CSRD is door de Europese Commissie nadrukkelijk bedoeld om bedrijven in beweging te krijgen bij de ontwikkeling van hun duurzaamheidsstrategie. De richtlijn vraagt bedrijven namelijk ook te rapporteren over hun strategische keuzes rondom duurzaamheid, de kpi’s en doelstellingen die ze hebben geformuleerd, en hun beleid en actieplannen om die te behalen. De CSRD heeft dus een heel belangrijke gedragscomponent in zich.’

Hoe dwingt de CSRD bedrijven dan om duurzamer te worden?

Janssen: ‘Het idee van de Europese Commissie is dat als bedrijven zorgen voor meer transparantie en vergelijkbaarheid in hun verslaggeving, er een beter inzicht ontstaat in het duurzame karakter van die bedrijven. Op basis van dat inzicht kan de maatschappij - werknemers, consumenten, investeerders, NGO’s - beter onderbouwde beslissingen nemen om al dan niet in zee te gaan met een bedrijf.’

Hugo van den Ende: ‘De CSRD bevat geen sancties voor bedrijven die hun doelstellingen niet halen. Indirect kunnen bedrijven via de CSRD echter wel degelijk worden gestraft als duidelijk wordt dat ze duurzaamheid niet voldoende serieus nemen. Ze kunnen bijvoorbeeld te maken krijgen met een consumentenstaking of worden gedagvaard omdat ze te weinig zouden doen om hun impact op het milieu te verminderen. Of denk aan de opkomst van sustainability-linked leningen waarbij een bedrijf een hogere rente betaalt als ze bepaalde doelstellingen rondom duurzaamheid niet halen. De CSRD is dus niet alleen een verslaggevingsrichtlijn, maar vooral ook een middel om een hoger doel te bereiken.’

Wat vinden jullie ervan dat de Europese Commissie duurzaamheid via regelgeving probeert af te dwingen? Kan dat niet via de intrinsieke motivatie van bedrijven en de tucht van de markt?

Van den Ende: ‘Verslaggeving over niet-financiële informatie lijdt tot nu toe onder een gebrek aan vergelijkbaarheid en transparantie, “greenwashing” en het feit dat bedrijven de neiging hebben om te rapporteren op een manier die in hun straatje past. Bedrijven die wel transparant rapporteren en sneller groen worden dan hun concurrenten, zien dat hun rendement op korte termijn kan achterblijven. De visie van aandeelhouders waarin dat rendement voorop staat, is tot nu toe overheersend geweest. Dat de CSRD nu afdwingt dat er een bredere visie op ondernemingswaarde wordt gehanteerd, vind ik persoonlijk een vooruitgang.’

Janssen: ‘Ik werk al vijftien jaar aan dit onderwerp, en pas sinds dit verplicht is gesteld zie ik bedrijven echt in beweging komen. Ik zou willen dat we het aan intrinsieke motivatie over hadden kunnen laten, maar dat heeft gewoon niet gewerkt. Duurzaamheid is al veel langer dan vijftien jaar een belangrijk onderwerp en bedrijven, inclusief accountants, zijn in die periode onvoldoende in actie gekomen om daarop te reageren. Dat er nu een richtlijn is die ervoor zorgt dat iedereen gestandaardiseerd en tegelijk moet rapporteren, gaat zorgen voor een enorme beweging. Dat vind ik een heel goede ontwikkeling.’

Aan de basis van wat bedrijven onder de CSRD moeten rapporteren ligt het concept van dubbele materialiteit. Wat houdt dit concept in en wat betekent het voor bedrijven?

Van den Ende: ‘In de richtlijnen van de ISSB en de SEC voor sustainability reporting speelt voornamelijk financiële materialiteit een rol. Daarbij gaat het om de impact die de buitenwereld heeft op een onderneming, en wat dat in financiële termen betekent. Bij het begrip “dubbele materialiteit” dat de Europese Commissie gebruikt moet een onderneming veel breder kijken, niet alleen van buiten naar binnen maar ook andersom: welke impact hebben onze activiteiten op de buitenwereld? Die inside-out view is ook een concept dat je al ziet bij de GRI-standaarden. Bedrijven moeten dat samen met een heel brede groep stakeholders - dus niet alleen aandeelhouders - in kaart brengen en bepalen wat voor hen de materiële duurzaamheidsonderwerpen zijn. Onder de CSRD zullen bedrijven ook moeten rapporteren over onderwerpen die financieel tot nu toe niet materieel waren, maar die dat qua impact op de buitenwereld wel zijn. Bedrijven die al onder de GRI rapporteerden, zullen nu juist de financiële materialiteit aanvullend in hun rapportage moeten betrekken. Vanuit die twee perspectieven kom je tot een heel mooie analyse van wat werkelijk belangrijk is.’

En wat als bedrijven niet kunnen of nog steeds niet willen rapporteren over onderwerpen die ze wel als materieel hebben bestempeld?

Janssen: ‘Dan is het voordeel dat de accountant gaat meekijken en meer dan dat - zij zal moeten verklaren dat deze informatie voldoet aan de CSRD-vereisten op basis van limited assurance. Doen bedrijven aan cherry picking en rapporteren ze bewust niet over onderwerpen die hen niet goed uitkomen, of hebben ze echt de data nog niet beschikbaar? Van informatie over affected communities bijvoorbeeld weten we dat die best lastig boven water te krijgen is. Hoe wéét je nou dat een kledingfabriek in Bangladesh een positieve bijdrage aan de arbeidsomstandigheden van vrouwen heeft geleverd waardoor meer kinderen naar school kunnen en de leefomstandigheden van die generatie zijn verbeterd? Dat ís ingewikkeld, maar als dat voor een kledingbedrijf wel belangrijke informatie is, kan het zich er niet van afmaken door te zeggen dat het daar helemaal niets over kan rapporteren. Het zal moeten beschrijven welk plan het heeft en welke stappen het gaat zetten om die informatie wel beschikbaar te krijgen. En als de accountant daarvan vindt dat het onvoldoende is of niet snel genoeg gaat, dan gaat hij daar iets over melden.’

De CSRD is niet de eerste duurzaamheidsrapportagerichtlijn die wordt ingevoerd. Zijn er lessen uit de implementatie van die eerdere richtlijnen te trekken die bedrijven en accountants kunnen benutten bij de CSRD?

Van den Ende: ‘Dat ze op tijd moeten beginnen en dat het om complexe materie gaat. Je ziet nu dat bedrijven soms heel eerlijk opschrijven dat de EU Taxonomie moeilijk te interpreteren is. Dat is voor een deel ook terecht. Er is wel een heel brede set regels gegeven, maar geen onderliggende interpretatie daarvan zoals bij IFRS. Je ziet daarom dat alle grote accountantskantoren bezig zijn hun eigen interpretatie van de regels te maken. Wat bedrijven moeten doen als ze niet precies weten hoe een regel geïnterpreteerd moet worden, is in ieder geval opschrijven wat hun gedachtegang is geweest en hoe ze tot een bepaalde conclusie zijn gekomen. Dan zijn ze in ieder geval transparant naar de buitenwereld.’

Janssen: ‘Dat bedrijven te laat begonnen zijn is nog geen reden om zich te verschuilen achter de complexiteit van nieuwe regelgeving. Maar je punt is terecht, Hugo. Een aantal bedrijven is, ik zeg het voorzichtig, al enigszins tijdig begonnen met de CSRD-implementatie. Maar dat zijn er slechts een paar, vaak de bedrijven die al niet-financiële informatie rapporteerden onder de NFRD, dus de voorganger van de CSRD. De grote bulk is nog niet begonnen en voor die bedrijven gaat het echt nog een heel grote opgave worden. Grote ondernemingen die over 2025 voor het eerst moeten rapporteren en denken dat ze nog twee jaar hebben om zich daarop voor te bereiden maken een flinke misrekening. Zowel het inhoudelijk op orde hebben van deze informatie (zoals voldoende datakwaliteit, mogelijkheid om deze informatie gestandaardiseerd beschikbaar te hebben en in een gecontroleerde omgeving), als het in huis hebben van de juiste specialisten en adviseurs om dit te realiseren gaat op korte termijn al een uitdaging zijn. En laten we heel eerlijk zijn: wij als accountants zijn zelf ook laat begonnen. Pas twee jaar geleden is de markt serieus begonnen met opschalen, terwijl al langer duidelijk was wat er op ons afkwam.’

Is PwC nu wel voldoende voorbereid?

Van den Ende: ‘Om eerst nog even op dat capaciteitsprobleem terug te komen: dat speelt bij bedrijven én bij accountantskantoren. De grote beursfondsen zijn in staat een intern sustainabilityteam op te bouwen, en de grote accountantskantoren kunnen een inhaalslag maken en hun mensen upskillen. Het echte knelpunt voorzie ik bij de bedrijven en kantoren in de laag daaronder. Zij hebben mogelijk niet de middelen en mensen om intern alle expertise die onder de CSRD gevraagd wordt op te bouwen, en in de markt zijn die mensen ook niet meer te vinden.’

Janssen: ‘Ik zie bij een aantal beursfondsen dat ze niet alleen een sustainabilityteam hebben, maar dat ze ook bezig zijn om de werknemer op de verschillende afdelingen die met de CSRD te maken krijgen, op te leiden, want in de markt zijn ze inderdaad niet meer te krijgen. Om het concreet te maken: een beursgenoteerde klant is nu 10% van zijn mensen in de Finance-afdeling aan het om- of bijscholen om aan ESG te kunnen werken. Dat gaat dus om een echt flinke investering. Hetzelfde zullen wij moeten doen. Daar zijn we ook al mee bezig, maar onze accountants zullen in het komende anderhalf jaar echt heel grote stappen moeten maken om de basisinformatie te kunnen controleren. Voor onze huidige duurzaamheidsspecialisten is het vanwege de hoeveelheid data waarom het gaat simpelweg onmogelijk om én de beursfondsen én de grote ondernemingen te controleren. De controle van niet-financiële informatie zal een vast onderdeel van het werk van auditteams worden.’

De CSRD bepaalt ook dat er vanaf 2025 een beperkte mate van zekerheid nodig is op duurzaamheidsrapportages, en in een later stadium zelfs een redelijke mate van zekerheid. Ook daarvoor hebben accountants waarschijnlijk nog een lange weg te gaan.

Janssen: ‘Zeker. Om het in perspectief te plaatsen: nu krijgt een relatief kleine groep bedrijven een beperkte mate van zekerheid van PwC in Nederland, in 2025 zal dat om een groep gaan die zo’n tien tot vijftien keer groter is. Dat kan onmogelijk met het huidige team, dus iedereen in onze auditpraktijk zal straks moeten begrijpen hoe je bijvoorbeeld scope 1 en scope 2 van het Greenhouse Gas Protocol controleert.’

Van den Ende: ‘Ook in het National Office, ons vaktechnisch bureau, heeft de CSRD prioriteit en zijn we aan het opschalen. Het belangrijkste voor ons is het upskillen van onze mensen. Verder zijn we bezig met de ontwikkeling van een Manual of Sustainability Accounting waarin we alle kennis en regels over dit thema vastleggen, net zoals we nu ook een IFRS Manual of Accounting hebben. Verder staan we onze engagementteams bij als die op verzoek van de klant een opdracht hebben om bij bepaalde duurzaamheidsinformatie in het bestuursverslag een beperkte mate van zekerheid te verstrekken, ook al is dat nu nog niet verplicht.

Ook zijn we ons aan het voorbereiden op de nieuwe assurancestandaard voor het controleren van duurzaamheidsinformatie. Die is nog ontwikkeling, wat op zich bijzonder is want over een paar jaar moeten we al een redelijke mate van zekerheid geven, maar wij zullen moeten begrijpen hoe we die moeten gaan hanteren.’

We hebben al geconstateerd dat het achterliggende doel van de CSRD is om een transformatie richting duurzaamheid op gang te brengen. Welke aanpak en welke prioriteiten zijn bepalend voor het succes van zo'n transformatie?

Janssen: ‘Bedrijven benaderen de CSRD in eerste instantie vaak niet als een transformatievraagstuk maar als een compliancekwestie. Een belangrijke succesfactor bij de implementatie is wat mij betreft te beginnen met de dubbele materialiteitsanalyse. Pas daarna weet je wat de belangrijkste knoppen zijn waaraan je moet draaien om duurzamer te worden. Zo'n analyse leert je ook welke teams je daarvoor moet inrichten, welke mensen je moet upskillen, welke data nodig zijn. En investeren in upskilling is sowieso nooit weggegooid geld, dus daar kun je maar beter zo vroeg mogelijk mee beginnen. Vaak duurt het zo’n twee of drie jaar voordat de inzichten uit de niet-financiële informatie scherp genoeg zijn. Dan beseffen bedrijven pas dat ze voor een strategisch transformatievraagstuk staan. Die inzichten zijn de sleutel om strategische keuzes te maken en ambitieuze maar realistische doelstellingen te kiezen waardoor bedrijven ook over tien of twintig jaar nog een duurzaam en rendabel businessmodel hebben en hun bestaansrecht behouden.’

Klik hier voor contact met Joukje Janssen en Hugo van den Ende.

Lees ook: 7 stappen voor het beoordelen van dubbele materialiteit en Geen koppeling variabele beloning en duurzaamheidsdoel in EU-richtlijn.