Diversistrijd

Governance Radar

Diversistrijd

Je zou verwacht hebben dat het een hamerstuk was: het aannemen door de Eerste Kamer van het wetsvoorstel Evenwichtiger verhouding tussen mannen en vrouwen in bestuur en raad van commissarissen, in de volksmond het ‘vrouwenquotum’. Maar een hamerstuk was het allesbehalve: het debat in de senaat op dinsdag 14 september duurde tot ver in de avond en de geplande stemming over het wetsvoorstel bleef uit en is verplaatst naar 28 september. Het zoveelste uitstel in de al jaren gevoerde diversistrijd.

Lege stoel

De essentie van het wetsvoorstel: raden van commissarissen van grote naamloze en besloten vennootschappen moeten voor ten minste een derde uit vrouwen bestaan, op straffe van een ‘lege stoel’. Als een rvc niet aan de verplichte m/v-verhouding voldoet en er toch een man wordt toegevoegd aan de raad, wordt deze benoeming nietig verklaard. Verder worden grote vennootschappen verplicht om passende en ambitieuze streefcijfers te formuleren voor de verhouding tussen mannen en vrouwen in het bestuur, de raad van commissarissen en de subtop. Daarover moeten ze rapporteren aan de Sociaal Economische Raad. De SER stelde in 2019 het advies op dat ten grondslag ligt aan het wetsvoorstel: Diversiteit in de top, Tijd voor versnelling.

Pappen en nathouden

Die titel ademt nauwelijks ingehouden frustratie over een zich al decennia voortslepende discussie over een betere vertegenwoordiging van vrouwen in de top. We lezen er het ongeduld in van SER-voorzitter Mariëtte Hamer: Schíet nou eens óp! Dat zouden we trouwens ook over de moeizame kabinetsformatie kunnen zeggen, maar dat terzijde. Na al die jaren van vrijblijvende discussie, excuses en uitvluchten, pappen en nathouden en wettelijke streefcijfers zonder tanden (maar ook zonder het gewenste resultaat), is het tijd voor versnelling, ja. Hóóg tijd. Welke raad van commissarissen zou zo lang talmen met het nemen van een besluit dat zowel het bedrijfsleven als de maatschappij ten goede komt?

Gebrek aan ambitie

De SER heeft trouwens vooraf aardig wat water bij de wijn gedaan in haar advies. Misschien met het oog op voldoende draagvlak om de beoogde versnelling ook daadwerkelijk mogelijk te maken? Het ingroeiquotum geldt namelijk alleen voor raden van commissarissen en niet voor raden van bestuur, waar de nood het hoogst is. Het quotum in het SER-advies beperkte zich verder tot beursgenoteerde ondernemingen, in het wetsvoorstel is dat inmiddels opgerekt naar alle grote naamloze en besloten vennootschappen. En ooit waren er in ons landje plannen voor een quotum van 40% (en zijn er niet circa 50% vrouwen?), maar dat werd in het SER-advies uiteindelijk een magere 30%. In het wetsvoorstel is sprake van een derde (33%). In het merendeel van de beursbedrijven zitten we daar inmiddels overigens al aan. Om weer de parallel met een raad van commissarissen te trekken: welke toezichthouders zouden akkoord gaan als het bestuur zulke groeidoelstellingen formuleerde, die zo’n volledig gebrek aan ambitie uitstralen?

Give me the facts

Waar staan we nu, als het gaat om diversiteit aan de top? Onlangs publiceerde Mijntje Lückerath, hoogleraar Corporate Governance aan TIAS School for Business and Society/Tilburg University de Female Board Index 2021. Voor de dertiende keer (!). Het onderstreept maar weer eens hoe lang het diversiteitsdebat de gemoederen al bezighoudt. De stijging van vrouwelijke bestuurders stagneert, aldus de FBI: ‘Nadat in 2019 en 2020 het percentage vrouwelijke bestuurders fors gestegen was, van bijna 6% in 2018 naar ruim 12% in 2020, zet deze stijgende trend dit jaar niet door: van 12,4% naar 13,6%. Er werden vijf vrouwelijke bestuurders benoemd, en drie gingen er weg. Per saldo dus een toename van twee, in 2020 was de netto toename negen. Slechts 24 van de 89 bedrijven hebben een vrouw in de RvB, toch hebben de 65 bedrijven zonder vrouw in de RvB dit jaar weer 14 nieuwe mannelijke bestuurders benoemd.’ En die benoemingen worden dus níet nietig verklaard, die veertien stoelen hoeven níet leeg te blijven, als het wetsvoorstel wordt aangenomen. Het percentage vrouwelijke commissarissen is volgens de FBI overigens doorgestegen van 29,5% naar 33,2%. ‘Van de 89 beursgenoteerde ondernemingen voldoen er nu 61 aan het voorgestelde wettelijk quotum van minimaal eenderde vrouw. In 2020 waren dit er nog 51. De 28 ondernemingen die niet voldoen moeten gezamenlijk 33 vrouwen benoemen, waarvan 6 bij een AEX of AMX.’

Ingroeiquotum oprekken naar raad van bestuur

De cijfers spreken voor zich, zou je zeggen: 73% van de beursgenoteerde ondernemingen heeft geen vrouwen in het bestuur, 31% geen vrouw in de rvc. Het wetsvoorstel moet in elk geval die 28 die hards dwingen om vrouwen in hun rvc te benoemen. Tja, en die vrouwen moeten er vervolgens voor zorgen dat er meer vrouwen in de raden van bestuur worden benoemd. Dat is tenminste de aanname onder de beslissing om het quotum alleen tot rvc’s te beperken. ‘Het komt vanzelf goed’: hoe vaak en hoe lang hebben we dat niet gehoord? Nee, het komt níet vanzelf goed, omdat vrouwen in rvc’s ook met een 33%-quotum nog steeds ondervertegenwoordigd zijn in rvc’s en boardroomdynamiek een belangrijke rol speelt, vooral bij benoemingsbeslissingen. Het ingroeiquotum voor rvc’s zal dus na verloop van tijd moeten worden opgerekt naar rvb’s.

Coronacrisis had invoering quotum moeten vervroegen

Dat is echter voor later. Nu eerst maar eens het wetsvoorstel voor een vrouwenquotum in rvc’s aangenomen krijgen door de Eerste Kamer. De aanloop was al bumpy. Nadat de Tweede Kamer op 10 februari instemde met het wetsvoorstel, werd de behandeling in de Eerste Kamer twee keer uitgesteld. Werkgeversvereniging vroeg bovendien uitstel van de invoering van het quotum om bedrijven de tijd te geven te herstellen van de coronacrisis. In crisistijd ben je juíst gebaat bij meer diversiteit in de top, dat komt de kwaliteit van de besluitvorming immers ten goede. Het zou logischer zijn geweest als de werkgeversvereniging de Eerste Kamer had gevraagd om invoering van het quotum te vervróegen.

Venus en Mars

Dinsdag 14 september was het echter zo ver: het wetsvoorstel werd behandeld in de senaat. Het debat verzandde echter in definitiekwesties, de verschillende interpretaties die in de strijd werden gegooid en achterhoedegevechten. Vrouwen komen van Venus, mannen van Mars, wordt wel gezegd. De planeten botsten hier echter niet alleen tussen de seksen, maar ook tussen politieke/levensovertuigingen. Maar misschien speelde de samenstelling van de Eerste Kamer ook wel een rol. De Eerste Kamer telt 24 vrouwen en 51 mannen onder senatoren. Het quotum van 33% wordt hier dus net niet gehaald, de verhouding is ruwweg een derde vrouwen, twee derde mannen, die dus getalsmatig flink in de meerderheid zijn.

Symmetrie: vrouwenquotum én mannenquotum

Tijdens het debat was de Kamer kritisch over het in het wetsvoorstel voorgestelde mannenquotum, dat vanuit het idee van gelijke behandeling tegenover het vrouwenquotum komt te staan. De rvc’s moeten niet alleen voor minstens een derde uit vrouwen bestaan, maar ook voor minstens een derde uit mannen (dat was bij het wettelijk streefcijfer overigens ook al zo). Want stel je voor dat er straks rvc’s komen die alleen nog maar uit vrouwen bestaan: die zijn dan óók niet meer divers samengesteld te noemen. Gezien de huidige cijfers een puur hypothetische kwestie, maar er werd veel tijd aan besteed: het woord symmetrie viel veelvuldig. Er mag formeel ook niet gesproken worden over een vrouwenquotum, er moet genderneutraal sprake zijn van een diversiteitsquotum, zo kwam tijdens het debat naar voren. Ook kwam de vraag aan de orde hoe met niet-binaire commissarissen moet worden omgegaan in de toepassing van de quotumwet. Verder hadden veel fracties vragen over nut, noodzaak en rechtmatigheid van het wetsvoorstel en (terecht) over het voorgestelde streefcijfer (voor raden van bestuur) in plaats van een wettelijk vastgelegd percentage.

Met al die mitsen en maren werd er niet meteen gestemd over het wetsvoorstel, dat gebeurt dus pas over twee weken. Wordt vervolgd dus. Zucht.