‘Gebrek aan idioom maakt afspraken vaak boterzacht’

Samenwerken veelkoppig monster
Boekbespreking

Wie het over samenwerking wil hebben krijgt te maken met een kakafonie aan grote woorden, vage associaties en niet zelden loze beloftes. Wat bedoelen we eigenlijk met woorden als alliantie, partnership, coalitie, akkoord, netwerk en convenant? ‘Het begint al met het woord samenwerken zelf. Je weet zelden wat mensen er precies mee bedoelen’, constateert Martijn Daalder in zijn boek De Samenwerkingscode. ‘Regels zijn onduidelijk. Afspraken voor samenwerking zijn boterzacht of inconsistent.’ De Samenwerkingscode is een gereedschapskist om een samenwerkingsstrategie op te stellen, in te richten of te verbeteren.

De Samenwerkingscode onderscheidt verschillende vormen van samenwerken (allianties, partnerships, coalities, akkoorden, netwerken, combines) die in de praktijk nogal achteloos op één hoop worden gegooid.

‘Samenwerkende organisaties hanteren zelden een gemeenschappelijk idioom als het over de samenwerking gaat. Verwachtingen zijn niet gelijkgestemd. Verplichtingen zijn onduidelijk. Iedereen verstaat wat anders onder een alliantie, coalitie of een akkoord. Ik probeer in mijn boek duidelijk te maken wat de verschillen én bijbehorende verantwoordelijkheden zijn. Als betrokkenen dezelfde taal spreken, dezelfde definities gebruiken, heb je het allemaal over hetzelfde en word je achteraf niet verrast.’

Want nu zijn veel samenwerkingsverbanden een aaneenschakeling van teleurstellingen? Ambities prima, uitvoering minder?

‘Dat zie je helaas te vaak. Zelfs als een samenwerking qua resultaat geslaagd is, zou je met goede afspraken vooraf veel minder tijd en energie kwijt zijn. Je moet zo vroeg mogelijk helder maken om welke vorm van samenwerking het gaat en welke regels en afspraken daarbij horen. Een organisatie organiseer je, een samenwerking richt je in. Haal de ontwerpfouten er aan het begin uit en het resultaat is beter, tegen lagere investeringen.’

Samen moet meer opleveren: synergie. Toch: 1+1 is vaker 1,5 dan het beoogde doel van 3?

‘Laat ik het zo zeggen: de werkelijkheid van 1+1 is vaak 2,5, maar het heeft wel 3 gekost! De regels van de samenwerking zijn onduidelijk, de afspraken boterzacht, incompleet of inconsistent. Partijen blijven te lang hangen in een samenwerking die eigenlijk niet geschikt is. Daardoor duurt het allemaal veel langer, gaan kosten omhoog en opbrengsten omlaag. Kies aan het begin de juiste samenwerkingsvorm, gebruik een gemeenschappelijk idioom, wees vooraf duidelijk over besluitvorming, risico’s, investeringen en opbrengsten. Pas nog was ik bij een sessie waarbij iedereen een casus kon inbrengen. Komt er één met: “Wij hebben een beekdal van vier hectare gerestaureerd. Kostte wel zeven jaar en vier miljoen. En vijf projectleiders liepen een burn-out op.” En de zaal knikt instemmend. Dat is dus de ervaring: samenwerkingen starten goedbedoeld, partijen beginnen er aan en zien wel waar ze uitkomen. Er wordt zelden nagedacht over welke vorm van samenwerking echt tot resultaat kan leiden. Een goed voorbeeld is het recente voorstel van Jesse Klaver voor een progressief blok. Dat begint met een inhoudelijk voorstel – iets over huurhuizen – maar dat slaat de plank volkomen mis als het gaat over de samenwerking met PvdA. Als je dat doordenkt, dan zie je meteen dat deze route nooit tot een effectief samenwerkingsverband kan leiden.’

Codes zijn er om te kraken. Welke noten wilt u met De Samenwerkingscode kraken?

‘Ik wilde vooral het systeem inzichtelijk maken dat leidt tot de verschillende vormen van samenwerking. Als je begrijpt hoe die samenwerkingsvormen, zoals netwerken en partnerships, voortkomen uit natuurwetten, uit de natuurlijke neiging van organisaties om hun eigen voortbestaan centraal te stellen, dan kun je die samenwerkingen ook veel beter inrichten en besturen. Het wonderlijke is dat een vak als “samenwerkingskunde” niet bestaat. De Samenwerkingscode legt een fundament voor een andere benadering. Ik zou het mooi vinden als over een jaar of tien instituten als Nyenrode een professor “Samenwerking” zouden hebben. Nu ontbreekt idioom om ordelijk over de samenwerking te spreken, dat idioom probeer ik in dit boek aan te bieden.’

Het is toch best een ingewikkeld theoretisch model. Geen simpele invuloefening. Is samenwerken gewoon niet te ingewikkeld voor één code?

‘Als organisaties hun operationele model uitwerken vinden ze het vanzelfsprekend om dat goed en consistent uit te werken. Als er een groot project gestart wordt beslaat de documentatie hele boekwerken. Maar als het om een samenwerking gaat, waar zoveel vanaf hangt, dan moet het allemaal ineens organisch gaan en vanzelf. En moet het in Jip & Janneke-taal of en een vage samenwerkingsovereenkomst. Als je zo simpel met samenwerking omgaat, zwem je makkelijk de fuik in. De fuik van: nu geen tijd om het goed te doen, altijd weer tijd om het over te doen. Je moet je inderdaad even verdiepen in dit model. Het is abstract maar niet heel ingewikkeld. De toepassing in de echte wereld, die is natuurlijk lastiger. Mensen die actief zijn in samenwerkingen, komen er gek genoeg vaak prima uit met de collega’s van andere organisaties. De interne hobbel is bij samenwerking soms groter. Je eigen organisatie met al z’n regels, management en risicomijding ligt geregeld dwars. Dat kan echt heel zwaar zijn voor de samenwerkingsprofessional, die namens de organisatie de nek uitsteekt. Eén taal spreken helpt om iedereen op één lijn te krijgen en te houden.’

Een voorbeeld maakt soms veel duidelijk. Laten we eens naar de boeren en stikstof kijken. Gaat het daar mis in de samenwerking?

‘Waar is het daar niet misgegaan? De overheid heeft op zich een goed vertrekpunt. Ze willen het stikstofprobleem met “gebiedsgerichte samenwerking” aanpakken. Tegelijkertijd zegt de overheid ook tegen de betrokken partijen: los het zelf maar op. Hier zijn de opgaves en een zak geld. Maar ze vergeten dat je als overheid ook de condities moet creëren om die samenwerking te laten slagen. Je moet partijen een duidelijk speelveld bieden om in elk gebied tot samenwerking te komen. Biedt als overheid beloningen voor goed ingerichte samenwerkingen en stel sancties in voor samenwerkingen die niet kunnen of willen functioneren. Accepteer ook dat je in één gebiedsproces verschillende typen samenwerkingen nodig hebt; dat het juist ingewikkeld wordt als je alles op één hoop gooit. Maak de doelen ook niet te vloeibaar: dat lijkt comfortabel maar het maakt partnerships niet makkelijker. Overall zeg ik: praat eens wat minder over samenwerken en wat meer over de samenwerking. Neem dat serieus. Het verschil tussen samenwerken en de samenwerking is wezenlijk. Dat is als het verschil tussen dansen en de dans. Dansen is prachtig. Maar het maakt nogal wat uit of je de jive, foxtrot of tango gaat doen. Welke dans gaat het worden? Wie zijn er betrokken en wat zijn de regels? Soms zijn dat grote vragen. Met De Samenwerkingscode kraak je die vragen.’

Kijk hier voor meer info.