De waarde van kritische vragen en een open dialoog

Public governance
Partnerschap tussen bestuurders en toezichthouders in het voortgezet onderwijs

De governancecode wordt goed nageleefd op scholen in het voortgezet onderwijs, maar de onderlinge samenwerking tussen raad van toezicht en college van bestuur kan beter. Betty Lutke Schipholt, executive consultant GITP, schetst de belangrijkste ontwikkelpunten voor een sterk partnerschap.  

Het interne toezicht van scholen in het voortgezet onderwijs heeft zich de afgelopen jaren goed ontwikkeld. In het onderzoeksrapport Intern toezicht in het voortgezet onderwijs van het Zijlstra Center (VU Amsterdam) schetsen Rienk Goodijk en Clement van der Klooster een actueel beeld*. Zij stellen vast dat de ‘technische’ bepalingen van de governancecode goed nageleefd worden. De profielschetsen, de reglementen, de zittingsperioden en het commissiewerk zijn opgesteld en geregeld. Maar vooral op het gebied van de onderlinge samenwerking tussen raad van toezicht en het college van bestuur, cultuur en gedrag, de zachte kanten, zien zij ontwikkelingskansen. Na de fase van formele regels en bepalingen komt er ruimte voor focus op het delen van dilemma’s en het voeren van het inhoudelijke debat over de kwaliteit van het onderwijs. Welke ontwikkelingen op het terrein van partnerschap tussen toezichthouders en bestuurders zien we in de praktijk? En welke kansen bieden deze ontwikkelingen om in dialoog vorm te geven aan de kwaliteit en innovatie van het onderwijs?

Expliciteren van de toezichtvisie

Bestuurders en toezichthouders zoeken nog regelmatig naar de wijze waarop zij hun rol in willen vullen. Zij houden zich nog vaak vast aan de formele eisen en acteren volgens impliciete verwachtingen. Colleges van bestuur werken hard om de vereiste documenten aan te leveren en Raden van Toezicht nemen ijverig alle stukken door. Een explicietere toezichtvisie van de raad van toezicht kan ook richting het college van bestuur duidelijkheid geven: welk type toezicht wordt gewenst en waarop moet de focus liggen? Uit het hierboven genoemde onderzoek blijkt dat de opvattingen hierover tussen bestuurders en toezichthouders erg uiteen kunnen lopen. Een open dialoog over wederzijdse verwachtingen en heldere afspraken kan meer rendement van ieders inspanningen opleveren.

Waarde toevoegen aan de onderwijskwaliteit

In bovengenoemd onderzoeksrapport valt op dat veel bestuurders kritisch zijn over de toegevoegde waarde van de toezichthouders bij het meedenken over de optimalisering van de onderwijskwaliteit. De toezichthouders vinden dat zij hier wél voldoende aandacht aan besteden, maar de bestuurders verwachten meer. In de praktijk merken we dat bestuurders zich vaak onvoldoende realiseren hoeveel contextinformatie en onderwijskundige kennis nodig is voor Raden van Toezicht om zich beleidsplannen eigen te maken, voordat zij constructief in dialoog kunnen gaan. Raden van Toezicht waarderen het contact met het werkveld, korte informatieoverdracht over onderwijskundige modellen en helder geschreven beleidsplannen om actief mee te kunnen denken. Steeds meer Raden van Toezicht vormen een commissie onderwijs & kwaliteit om als raad een duidelijke focus op onderwijskwaliteit en –innovatie te hebben.

Onbevangen reactie kan verrijkend zijn

Tegelijkertijd horen we van bestuurders dat een onbevangen reactie van toezichthouders op onderwijskundige stukken vanuit een ander dan het onderwijskundige referentiekader zeer verrijkend kan zijn. Ter illustratie een praktijkvoorbeeld. In een vergadering van een college van bestuur en raad van toezicht stelde een toezichthouder de volgende kritische vraag: Is een hoger slagingspercentage altijd beter dan een net iets lager slagingspercentage? Er volgde een inhoudelijk debat over kansen, gelijkheid, afstroompercentages en het bieden van optimale onderwijskansen aan alle leerlingen. Juist door scherper te discussiëren kan de waarde van het partnerschap verhoogd worden.

Stakeholders benutten om onderwijsvernieuwing van de grond te krijgen

Naast de dialoog tussen toezichthouders en bestuurders is de inbreng van stakeholders relevant. Hoe is de relatie en zijn de verbindingen met de Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad (GMR), de interne controller, de (gemeentelijke) overheid en de inspectie? In hoeverre kan de bestuurder gebruikmaken van het netwerk van de stakeholders? Om een goed beeld te krijgen van wat er leeft bij de stakeholders is het organiseren van tegenspel essentieel. Door de dialoog aan te gaan met een afvaardiging van de GMR op grote scholengemeenschappen kan er diepgaander gediscussieerd worden dan in een formele bijeenkomst met de gehele GMR. Daarnaast merk ik dat toezichthouders en GMR-leden of ouders vaak een relevant netwerk hebben dat de bestuurder kan gebruiken om een onderwijsvernieuwing van de grond te krijgen. Soms kunnen stakeholders ingezet worden om samenwerkingspartners te vinden met als doel hoogwaardig beroepsonderwijs van de grond te tillen. Door financiële middelen strategisch uit te nutten en met elkaar verplichtingen aan te gaan blijkt modern ervaringsgericht onderwijs in bijvoorbeeld een techniekhal een van de mogelijkheden.

Partnerschap tussen bestuurders en toezichthouders in het voortgezet onderwijs biedt zo volop kansen om samen vorm te geven aan een voortdurende verbetering en optimalisatie van de onderwijskwaliteit.

* Klooster, C. & Goodijk R. (2018), Intern toezicht in het voortgezet onderwijs, onderzoek naar de stand van zaken, de toegevoegde waarde en mogelijke vernieuwingen. Het Zijlstra Center, VU Amsterdam.

Klik hier voor meer informatie en contact met Betty Lutke Schipholt.