Ode aan de code

Governance Radar

Is de Corporate Governance Code een betuttelend beginseldocument, of een lichtend baken voor maatschappelijk ingebed ondernemingsbestuur? Drie opdrachten voor Rob van Wingerden, als beoogd voorzitter van de nieuw te vormen Monitoring Commissie.

De inkt van de beoogde benoeming van oud-BAM-ceo Rob van Wingerden tot nieuwe voorzitter van de Monitoring Commissie was nog niet droog, of verschillende partijen verschansten zich al in hun schuttersputjes voor een vuurgevecht over de rol van de Corporate Governance Code en wat daar al of niet in zou moeten komen te staan. Vooralsnog vindt de ideeënstrijd plaats onder professoren, die elkaar via de opiniepagina’s bestoken.

Zware jas afleggen?

De ene school vindt dat de code een te zware jas met maatschappelijke doelen heeft aangetrokken, terwijl het zou moeten gaan om light travel: de focus zou moeten liggen op goed ondernemingsbestuur, continuïteit en financiële stabiliteit van de onderneming. De andere school vindt juist dat de code niet moet worden uitgekleed, omdat de maatschappij anders in de kou komt te staan.

Dekmantel

De eerste school bestaat uit hoogleraren Arnoud Boot (UvA), Harm-Jan de Kluiver (Radboud Universiteit Nijmegen) en Philip Wallage (UvA/VU). Ze betoogden in Het Financieele Dagblad (en al eerder in de NRC) dat de code in de twintig jaar van het bestaan is verworden tot een ‘beginseldocument’, waarmee de deur naar het ‘betuttelen’ van ondernemingen werd geopend. Duurzame langetermijnwaardecreatie, het centrale begrip in de code, ‘wordt aangegrepen als een dekmantel om via de Code maatschappelijke doelen te realiseren’, stellen ze. Natuurlijk moeten ondernemingen brede maatschappelijke belangen meewegen bij de besluitvorming, vinden ze, maar dwingende regels zouden de functie van de code overstijgen en de monitoringcommissie zou daarvoor ook de legitimiteit ontberen.

Podium voor maatschappelijk debat

De drie professoren reageerden op collega-hoogleraren Jeroen Veldman (Nyenrode) en Rutger Claassen (Universiteit Utrecht), die zich eerder in het FD aanhangers van de tweede school betoonden. Veldman en Claassen keren zich tegen een roep om de code te beperken (of zelfs af te schaffen). Ze wijzen juist op de maatschappelijke rol van de code als discussiepodium voor de relatie tussen goed ondernemingsbestuur en thema’s als cultuur, gelijke kansen en brede risico’s voor de samenleving. ‘Nu de politiek is verzand in polarisatie, moet de monitoringscommissie de ruimte scheppen voor dat debat’, stellen ze. En: ‘de Code heeft bewezen een ruimte te kunnen bieden waarin alle stakeholders, inclusief investeerders, bestuurders, werknemers en toezichthouders, tezamen kunnen werken aan antwoorden op deze uitdagingen’. Veldman en Claassen vinden het dan ook een ‘gezamenlijke verantwoordelijkheid’ van de deelnemende partijen om de code ‘met respect voor inhoud en proces verder te ontwikkelen’.

Maatschappelijke zorgplicht

Het gekrakeel door partijen buiten de Monitoring Commissie voorspelt echter weinig goeds voor het samenspel bínnen de nog te formeren commissie tussen de schragende partijen (Eumedion, Euronext, CNV, Vereniging van Effecten Bezitters (VEB), de Vereniging van Effecten Uitgevende Ondernemingen (VEUO) en VNO-NCW). Ook bij de vorige commissie, onder voorzitterschap van  Pauline van der Meer Mohr, zaten de partijen al niet op één lijn. Van der Meer Mohr wilde de maatschappelijke zorgplicht opnemen in de geactualiseerde code, maar moest daarvan afzien, na weerstand van VNO-NCW en VEUO, uit angst voor aansprakelijkheidsrisico’s.

‘Onbegrensde zelfregulering’

Sindsdien lijken de tegenstellingen zich alleen maar te hebben verscherpt, want medio oktober stapte FNV als schragende partij uit de commissie, uit onvrede over de rol van VNO-NCW en de VEUO. Vicevoorzitter Kitty Jong lichtte dat besluit als volgt toe: ‘Deze commissie had een bijdrage kúnnen leveren aan deugdelijk en duurzaam bestuur en aan medezeggenschap voor werknemers. Maar is verworden tot een vehikel dat is gericht op onbegrensde zelfregulering, het tevredenstellen van aandeelhouders en op winstmaximalisatie. Noch voor toekomstgericht besturen noch voor de mensen die die winsten mogelijk maken is een wezenlijke rol weggelegd. Dat is even treurig als kortzichtig en daarom trekken we ons terug als medeoprichter.’ Minister Beljaarts van Economische Zaken heeft Van Wingerden gevraagd ‘in gesprek te gaan’ met FNV.

Vleugellam door facties

De richtingenstrijd lijkt ingebakken in de samenstelling van de Monitoring Commissie, waarin de vertegenwoordigers van het beursgenoteerde bedrijfsleven/werkgevers, grote en kleine aandeelhouders en vakbonden met elkaar moeten samenwerken. Als al die facties zouden zijn vertegenwoordigd in één raad van commissarissen, zou zo’n rvc waarschijnlijk óók al snel vleugellam zijn, binnen de kortste keren ten prooi vallen aan bloedeloze compromissen in het toezicht houden of door conflict uiteenvallen.

Kritisch kunnen opereren

Natuurlijk: bij structuurvennootschappen kunnen leden van de rvc zijn voorgedragen door de ondernemingsraad en ook aandeelhouders hebben soms zitting in de rvc. Maar de code stelt ook: ‘De raad van commissarissen is zodanig samengesteld dat de leden ten opzichte van elkaar, het bestuur en welk deelbelang dan ook onafhankelijk en kritisch kunnen opereren.’ Om die onafhankelijkheid te borgen stelt de code een aantal criteria en ook dat de meerderheid van de commissarissen daaraan moet voldoen. Bovendien moeten álle commissarissen zich volgens hun wettelijke taakstelling primair laten leiden door het belang van de onderneming, ook al zijn ze voorgedragen door een ondernemingsraad of vertegenwoordigen ze een aandeelhoudersbelang.

Op persoonlijke titel

Geldt dat ook voor de leden van de Monitoring Commissie: moeten die zich ook primair laten leiden door het belang van goed ondernemingsbestuur en niet door hun achterban? We slaan er het Instellingsbesluit Monitoring Commissie Corporate Governance Code eens op na. Daar staat: ‘De voorzitter en de leden worden benoemd op basis van hun deskundigheid en ervaring op het gebied van corporate governance en zijn afkomstig uit het bedrijfsleven, kringen van aandeelhouders, werknemersorganisaties en accountants en de wetenschap.’ (Artikel 4, lid 3) En: ‘De leden brengen op persoonlijke titel hun kennis en ervaring in en treden niet op als vertegenwoordiger van een specifieke belangengroep.’ (Artikel 4, lid 5)

Onafhankelijk en verbindend

Maar ook als de individuele leden van de commissie zélf zich onafhankelijk opstellen, kunnen de schragende partijen vanaf de achterbank druk uitoefenen en het proces frustreren. Volgens FNV: ‘De code zou onderscheidend moeten zijn, draagvlak moeten hebben bij alle belanghebbenden en de commissie zou onafhankelijk en verbindend moeten kunnen handelen. In zijn besluit geeft de bond aan dat door de opstelling van VNO-NCW en VEUO aan geen van de voorwaarden […] wordt voldaan.’ Er is dus niet alleen polarisatie in de politiek, maar ook in de polder.

Voordrachtscommissaris 2.0

We pakken de rol van de voordrachtscommissaris er nog even bij. Twintig jaar geleden kregen ondernemingsraden van structuurvennootschappen het recht om maximaal een derde van de leden van de rvc voor te dragen voor benoeming. (Zie het congresverslag van de Alliantie Medezeggenschap & Governance, elders in deze GU.) Ook de voordrachtscommissaris moet verbindend en onafhankelijk zijn: hij of zij overlegt met de ondernemingsraad, maar is niet de spreekbuis van de or en behartigt primair het belang van de onderneming, in plaats van een deelbelang. De voordrachtscommissaris 2.0 heeft zich in die twintig jaar ontwikkeld tot de hoeder van het Rijnlandse perspectief binnen de governancedriehoek van bestuur, rvc en or: een regisseur van de dialoog over de maatschappelijke opgave voor ondernemingen en de behartiging van een brede kring stakeholders. Al er is nog een slag te maken: niet alleen de voordrachtscommissaris, maar álle commissarissen moeten oog hebben voor de belangen van een breed scala aan stakeholders.

License to operate

In de top van ondernemingen staan people & planet dus al nadrukkelijk op de agenda, in plaats van alleen profit, om de license to operate van de samenleving te verkrijgen of te behouden. Een code die zich beperkt tot alleen goed ondernemingsbestuur, continuïteit en de financiële stabiliteit van de onderneming loopt dus achter de ontwikkelingen aan, in plaats van voorop. Bovendien komt met zo’n uitgeklede code niet alleen de maatschappij, maar ook het bedrijfsleven zelf in de kou te staan. Want de samenleving kan de beschermende deken van die license to operate ineens wegtrekken en dat kan op de lange termijn dan weer de continuïteit van ondernemingen bedreigen.

Rijnlands model 2.0

Tijdens het al genoemde congres van de Alliantie Medezeggenschap & Governance wees Focco Vijselaar, algemeen directeur van VNO-NCW, overigens nadrukkelijk op de noodzaak van een Rijnlands model 2.0 voor de license to operate. (Voordrachts-)commissarissen en ondernemingsraden kunnen daarbij volgens hem een belangrijke rol spelen door aan te geven wat er leeft op de werkvloer en bij andere stakeholders en door bestuurders te bevragen over de maatschappelijke rol van het bedrijf, aldus Vijselaar. Daar móet toch common ground te vinden zijn binnen een nieuwe Monitoring Commissie, zou je zeggen.

Eenheid in verscheidenheid

Van Wingerden zal als beoogd voorzitter van die nieuwe commissie voor corporate governance eerst moeten werken aan de kwaliteit van de eígen governance: aan het waarborgen van onafhankelijkheid, afstand en mandaat van de commissie(leden) ten opzichte van de diverse achterbannen. Vervolgens moeten voorzitter en leden vanuit eenheid in verscheidenheid en zonder last of ruggespraak kunnen werken aan een code die mee-ademt met maatschappelijke ontwikkelingen en deze integreert in goed ondernemingsbestuur.

Code voor ondernemingsraden?

Overigens wordt in de publicatie Driehoekspel in de polder, een onderzoek naar de werking van het versterkt aanbevelingsrecht (of voordrachtsrecht) nog een interessante suggestie gedaan: een gedragscode voor ondernemingsraden, analoog aan de principes en best practices voor bestuurders, commissarissen en aandeelhouders in de Corporate Governance Code. Tijdens de discussie over de wenselijkheid daarvan op het AMG-congres werd onder meer naar voren gebracht dat er geen sprake zou moeten zijn van een aparte code voor de rol en het functioneren van medezeggenschap, maar van een gemeenschappelijke code voor bestuur, rvc en or. Nóg een mooie kluif voor van Wingerden en zijn nog samen te stellen commissie.