Zwerm vogels vliegt ook zonder leider
Complexe maatschappelijke problemen leiden tot ongemak. Grote transitieplannen (energie, landbouw, wonen) met dito ambities brengen de oplossing nauwelijks dichterbij. Hans Vermaak pleit in zijn nieuwe boek voor ‘de logica van de lappendeken’.
In De logica van de lappendeken beschrijft Hans Vermaak de kracht van zwermen en rizomen en vooral van ‘lapjeswerk’. Grote zwermen vogels (spreeuwen bijvoorbeeld) maken op onnavolgbare wijze de meest fabelachtige veranderende structuren in de lucht, zonder met elkaar te botsen. Vermaak schrijft: ‘En geen vogel die de leiding heeft. Niemand die opdrachten geeft.’ Hetzelfde geldt voor rizomen. Dat zijn ondergrondse wortelsystemen van paddenstoelen waarin alles verbonden lijkt, zonder dat sprake is van een centrale kern of stam. ‘Je kunt ze doorsteken, maar ze woekeren gewoon door. Anders dan een kerstboom met hiërarchie en specialisatie die doodgaat als je die doorzaagt.’
Groots en meeslepend
Wat Vermaak met deze metaforen betoogt, is dat bij grote maatschappelijke vraagstukken, groots en meeslepend leiderschap (één probleem met één eigenaar) niet werkt. Daar zijn die vraagstukken te complex voor. Zwermen en rizomen zouden het anders en beter doen. Vermaak: ‘Kijk naar de energietransitie, landbouw, stikstofdossier, zorgontwikkeling…. Velen die de centrale aanpak wensen, maar weinigen die er werkelijk in geloven. Er is zelfs sprake van een soort cynisme. Dan worden commissies en programma’s opgetuigd en centraal aangestuurd. Uiteindelijk levert zo’n groot programma niet meer dan - zeg - één, twee procent van de oplossing: wat beleid, financiering of wetgeving. Zinnig en onvoldoende tegelijk. Dit soort grote vraagstukken zijn niet homogeen: ze raken veel meer aspecten dan dat en ook veel meer actoren. Mensen gaan bij zulke groot aangekondigde programma’s gauw in een wachtstand omdat het klinkt alsof het programma het gaat oplossen. De hoop dat iemand of iets anders het oplost is bovendien verleidelijk, zeker als er crisisgevoelens zijn.’ Hoe anders is dat met wat Vermaak lappendekens noemt.
Krachtige netwerken
Vermaak: ‘Grote vragen gaan ieders macht en verstand te boven. Maar in je eigen invloedsfeer kun je wel verschil maken rond een breder vraagstuk. Je kunt iets betekenisvols bijdragen in je eigen lokale praktijk als die met dat bredere vraagstuk van doen heeft: je eigen lapje. Hoe meer je daar de diepte ingaat en vernieuwt, hoe groter die bijdrage. Je rekt je invloed op als je daarnaast ook verbindingen zoekt met anderen rondom je die met datzelfde bredere vraagstuk in de weer zijn. Je weeft zo verbindingen met lapjes rondom. Die anderen werken vanuit andere posities, belangen, professies… . Juist daardoor kun je wat aan elkaar hebben. Al dit weefwerk wordt niet zomaar als ieders werk gezien. Maar hoe meer mensen vrijmoedig verbindingswerk doen, hoe meer netwerken groeien en je schaal maakt. In plaats van andersom een groot programma opzetten en dirigeren dat talloze kleine plekken moeten volgen die daar niet zomaar aan gehoorzamen.’
Weefwerk als extra veranderspel
Voor Vermaak is het een soort democratisering van veranderprocessen. Mensen kunnen binnen en rondom eigen praktijken verandering vormgeven. Dat hoeft niet centraal gestuurd. In een lappendeken kan iedereen verantwoordelijkheid oppakken voor een breder vraagstuk, ongeacht of ze die hebben. ‘Dat betekent meteen dat het niet gaat om een bepaalde “netwerkaanpak” of “netwerkorganisatie” want dan staan al gauw weer enkelen aan het roer en moeten velen volgen. Nee, de gedachte is dat velen naar eigen inzicht weefwerk doen rondom hun eigen praktijken. Verbindingswerk is daarmee een extra veranderspel naast wat je in eigen praktijken al aan verandering doet.’
Eigenwijs en bescheiden
Vermaak: ‘De tijd is er ook naar om vanuit een lappendekenperspectief naar vraagstukken te kijken. Mensen zijn bereid vraagstukken vanuit hun eigen wereldje aan te pakken omdat ze zich zorgen maken over die grotere thema’s. Sommigen voelen zich aan de zijlijn staan in de hoop dat anderen het oppakken: dat is een onderschatting van de eigen invloed. Anderen voelen juist veel druk op hun schouders om met grote programma’s alles te regelen: dat is een overschatting van eigen invloed. Weefwerk doen op de grens van wat je aankunt, is voor beiden een zinnig advies. De een trekt dan meer naar zich toe en de ander laat meer los. Als je bescheiden en informeel begint hoeft dat soms niet ineens: er is meestal geen manager of regel die je tegenhoudt. Naarmate je weefwerk succes heeft, sta je steviger in je schoenen om het te verdedigen.’
