Nieuwe balans gezocht voor aandeelhouderskapitalisme
Een potje corporate schaken tussen oud-topman en commissaris Kees van Lede en journalist Joris Luyendijk. De tijd tikt en er wordt moed gevraagd.
Joris Luyendijk is een van onze ‘grootmeesters’ uit de Nederlandse journalistiek. Kees van Lede is een van de ‘grootmeesters’ van corporate Nederland. Van Lede werd - mede door zijn vele commissariaten - in 2006 uitverkozen tot machtigste man van Nederland. Van Lede en Luyendijk schreven samen – in briefvorm - het boek Pessimisme is voor losers, op de rand van een nieuwe tijd. Een boek dat leest als een schaakmatch. Twee grootmeesters die elk hoofdstuk afwisselend een zet doen. Er worden behoedzame zetten gedaan, nergens is de partij uit evenwicht en nergens komt het ook tot groot vuurwerk op het bord. Toch hoort dit boek als partijliteratuur in elke boekenkast van de bestuurskamers; ook in die van de commissaris. Want hoewel het boek relatief weinig over toezicht van de commissaris gaat, gaat het uiteindelijk wel over toezicht op de gehele maatschappij. En daar maakt het bedrijfsleven een belangrijk onderdeel van uit. Sterker, het bedrijfsleven stond aan de basis van de ongekende groei van onze welvaart in de laatste decennia. Aan twee kanten van het bord zitten in het boek spelers die elkaar uitdagen op het gebied van journalistiek, politiek, bedrijfsleven en maatschappelijke issues. Geen damegambiet, Spaanse partij, Siciliaan of Caro-Kann, maar deze partij is in de schaakdatabases van het corporate schaken terug te vinden als: de aandeelhouderskapitalisme partij.
Openingszet
De openingszet is voor Luyendijk. Hij legt uit hoe dit boek er is gekomen. Van Lede wilde geen biografie, maar vond het idee van een briefwisseling met Luyendijk een mooi middel om toch iets van zijn corporate verleden over te dragen aan de nieuwe generatie. Luyendijk refereert in het eerste hoofdstuk aan een uitspraak van Van Lede: ‘Het aandeelhouderskapitalisme zoals dat op dit moment bestaat is onhoudbaar’. Bijzondere uitspraak voor iemand die eigenlijk altijd aan de knoppen van het aandeelhouderschap heeft gezeten (onder meer bij AkzoNobel). In het boek ontpopt Van Lede zich als een halve socialist die betrokken is bij mens (de opbrengsten van het boek gaat naar een fonds voor laaggeletterden) en maatschappij (en ook de aandeelhouder). Van Lede is op zoek naar balans. Zetje voor zetje doet Van Lede uit de doeken hoe hij naar de wereld kijkt. Hij ontwikkelt zijn stukken langzaam en wordt gedekt door een pionnenrij waar Luyendijk als journalist doorheen probeert te breken. Dat lukt deels. Van Lede laat niet overal het achterste van zijn tong zien. Zo wordt er bijvoorbeeld heel kort ingegaan op zijn commissariaat bij Imtech, terwijl dat toch best een hele mooie agressieve ‘damezet’ in de partij had kunnen zijn. Neemt niet weg dat er op veel momenten mooie dingen te lezen zijn. Krenten in de pap, subtiele zetjes.
Geschiedenisles
Maar misschien is het boeiender om de partij als geheel te overzien. Het boek is namelijk ook een halve geschiedenisles. Van Lede legt helder uit hoe in de jaren zeventig het sociale in de maatschappij veel te veel de overhand had gekregen. Aandeelhouderswaarde was een vies begrip en Den Uyl proclameerde vooral gelijkheid. Lubbers maakte daar een einde aan (Verdrag van Wassenaar) en baande daarmee de weg voor een geweldige bloeiperiode. Een bloeiperiode die volledig te danken is aan een oplevend bedrijfsleven en een florerende beurs. Van Lede koestert die tijd, maar plaatst ook kanttekeningen. Volgens hem, en zeker volgens Luyendijk, is het aandeelhoudersdenken doorgeschoten. De pendule moet terug en het is zoeken naar een nieuwe balans. In het eindspel van het boek doen Luyendijk en Van Lede beiden een poging om die nieuwe balans te vinden en een ander Nederland in te richten. Een echt antwoord is er niet, en de partij wordt afgebroken en hopelijk op een later moment hervat met een nieuwe briefwisseling.
Moed gevraagd
Waarom moet de toezichthouder dit boek nu lezen? Vooral omdat goed wordt uitgelegd hoe politiek, bedrijfsleven en maatschappij met elkaar vervlochten zijn. Historisch wordt duidelijk hoe de pendule beweegt en voor wie toekomstig beleid wil maken is het goed om inzichtelijk te hebben hoe aandeelhouderswaarde veel gebracht heeft, maar ook veel heeft gesloopt. Van Lede verwoordt dat aan het einde van zijn boek als volgt: ‘(In de jaren ‘70’-red) ontstond een nieuw, verfrissend elan in de samenleving met positieve energie, grotere cohesie en verdraagzaamheid. Iedereen had er baat bij. Waarom zou zoiets nu niet weer kunnen. Maar net als toen is er inderdaad weer moed nodig, nu meer van liberale kant. (In de jaren ’70 bonden vakbonden in-red). Zo’n mentale reset zou weer een nieuw veelbelovend tijdperk in kunnen luiden.’ Wat Van Lede doet, is een appel doen op bestuur en toezicht om constructief samen met alle stakeholders in de maatschappij te gaan zoeken naar een goede balans tussen welvaart en welzijn. Bestuur en toezicht moeten de moed hebben om niet het eigen gelijk na te streven, maar breed te denken voor werknemer, werkgever, aandeelhouder en maatschappij.
Zetjes tussendoor
De ‘partij’ tussen de twee grootmeesters is dan misschien niet van het niveau Fisher-Spasski met een constant vuurwerk, de zetjes tussendoor zijn soms best pareltjes. En geven nieuwe inzichten in het denken van een oud-topman en toezichthouder; een van de grootste van het laatste decennium. Een van de eerste zetten van Van Lede gaat over samenzweringscomplotten en geheime clubjes als de Bilderbergroep, De Pijp en De Schoorsteen… Van Lede ontzenuwt direct dat er een soort grote geheime illuminati is die alle touwtjes in handen heeft. ‘De macht van de topman is klein.’ Over macht zegt Van Lede nog wel mooie dingen: ‘Macht zit niet aan je persoon, maar aan je functie.’… ‘Mijn kinderen raadde ik altijd aan aandelen te verkopen in ondernemingen waarvan de baas te veel in het “Stan Huygens Journaal” te zien was. Waarschijnlijk is zo’n persoon meer met zichzelf dan met zijn bedrijf bezig.’… ‘In de tijd is je macht ook beperkt. Je verliest je podium automatisch wanneer je ergens aftreedt of uit je functie wordt ontheven.’ …’ Pas als je het met elkaar eens bent, heb je invloed.’ … ‘De lijstjes wie de machtigste persoon is, vertellen alleen wie elkaar kent, wie elkaar tegenkomt en dus wie je zonder veel omwegen kunt aanspreken.’ … Andere zetten die Van Lede in het boek doet, zijn onder meer een pleidooi voor betere salarissen voor topambtenaren. De redding van de bankensector tijdens de financiële sector is gedaan door niet de toppers van de banken maar door slimme ambtenaren. ‘Die moet je niet allemaal laten overlopen naar het bedrijfsleven omdat ze daar meer kunnen verdienen’, stelt Van Lede. Ook een slechte match is als politiek en bedrijfsleven naar elkaars werelden overstappen. Levert zelden iets goeds op. Mooi is ook de insite van de Vogeltjesclub: een jaarlijks treffen tussen bedrijfsleven en de minister van Buitenlandse Zaken. Soms zijn de observaties van Van Lede ook simpele pionzetten die nodig zijn om de stelling op te bouwen: ‘Binnen de onderneming zijn een echt onafhankelijke interne accountantsdienst en juridische afdeling – die in mijn optiek direct aan de baas moeten rapporteren en ook toegang moeten hebben tot de voorzitter van de RvC-, minimumvoorwaarden.’ Of over de ING-affaire: ‘Om als zoenoffer eenzijdig de nummer twee uit de raad van bestuur te offeren als zondebok, kwam op mij gekunsteld en unfair over’.
"Mr who and who?"
Bruikbare levenslessen ook: ‘Het jarenlange gedoe over salarissen en bonussen die bedrijven weg zouden jagen was gênant. Het bleek een loos dreigement.’ Humor ook: ‘Hoogtepunt was in elk geval de notering van KPN op Wall Street ingeluid door CEO Mr. Dik en Prime Minister Kok: “Sorry: mister who and who?”...’ Van Lede laat in Pessimisme is voor losers duidelijk zien waar hij staat: ‘Ik ben een overtuigd voorstander van een vrijemarkteconomie maar wel met dat Europese continentale tintje van redelijk evenwicht tussen alle belangen.’ Hij zoekt samen met Luyendijk naar een alternatief om de scheefgegroeide markteconomie in rustiger vaarwater te brengen. Vergeet daarbij grote en meeslepende plannen, geeft Van Lede als les mee: wordt toch niks. In de huidige economie is sprake van een zekere patstelling. Hoe nu verder? Waar moet de pendule heen bewegen? Luyendijk en Van Lede doen een poging om de status quo van herhaling van zetten vlot te trekken. Het is aan een nieuwe generatie om op het politieke en corporate schaakbord - met moed - nieuwe wegen te vinden. De tijd tikt immers door…
Kijk hier voor meer info over het boek Pessimisme is voor losers.